Bandoneón

De
bandoneón is het meest karakteristieke instrument van de tango
geworden. De bandoneón ontstond rond 1850 in Duitsland en werd daar
vooral door mijnwerkers veel gebruikt als goedkoop alternatief van
de piano. Het instrument heeft in de praktijk zijn vorm gekregen. De
toonknoppen zitten niet in een logische volgorde: iedere speler liet
er naar eigen inzicht een extra toontje bijmaken. Eén knop
correspondeert met één toon, maar duwen of trekken geeft wel
verschillende tonen. De Krefelder
muziekhandelaar Heinrich Band zette de versie met de zgn.
'rheinischer Tonlage', dus de Rijnlandse toetsenpositie, op de markt
en noemde het instrument naar zichzelf: bandonion. De bandoneón
heeft een veel langere balg dan andere harmonica's. De bespeler
buigt de balg op de knie.

Rond
1900 kwam de bandonion met Duitse (of Italiaanse) immigranten naar
Buenos Aires en Montevideo en werd daar omgedoopt tot bandoneón.
Het instrument bleek heel geschikt voor de populaire muziek onder de
immigranten: de tango.
In het
orquesta típica, dat in de jaren dertig ontstond, speelden wel vier
of vijf bandoneons. De legendarische bandoneonist Aníbal Troilo
perfectioneerde in die tijd de muzikale kwaliteit van de tango.
We vinden de bandoneón ook vaak terug in de chamamé, een ritme uit
noordoost Argentinië.
ritmes alfabetisch
In Nederland kreeg de bandoneón plotseling algemene bekendheid door
het gebruik van het instrument in de huwelijksplechtigheid van
Willem-Alexander en Máxima, waar Carel Kraayenhof Adios Nonino
speelde.
Carel Kraayenhof en zijn bandoneón, met Juan Pablo Dobal (piano)
in Kapiteit Zeppos in Amsterdam
Adios
Nonino van Astor Piazzolla, gezongen door Opus Cuatro, bandoneón
Daniel Binelli, fragment
Luz de
una chacarera geen tango maar een
chacarera, bandoneón Quique Ponce, cd Misa Criolla/algo+ van Javier Rodríguez, fragment
Volver, tango van Gardel en Le Pera, uitgevoerd met
bandoneón door Aníbal Troilo
en Astor Piazzolla (foto rechts)